Betekenis van:
zien

zien
Zelfstandig naamwoord
  • het vermogen hebben om te zien:1, niet blind zijn
"Ik kan zien"

Hyperoniemen

Hyponiemen

zien
Werkwoord
  • trachten; pogen; proberen; uitproberen
"zien te ..."

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Laat zien.
  2. O! Laat eens zien.
  3. Henry wilt je zien.
  4. Zij zien Dan.
  5. We zullen zien.
  6. Eerst zien, dan geloven.
  7. O! Laat eens zien.
  8. Kan je het zien?
  9. O! Laat eens zien.
  10. Ik kan niets zien.
  11. Ik zal hem morgen zien.
  12. Ik wil de film zien.
  13. Moet je die rook zien.
  14. Ik moet wel dingen zien.
  15. Ik heb hem zien rennen.