Betekenis van:
zak

zak (de ~ | meervoud zakken)
Zelfstandig naamwoord
  • flexibel omhulsel van textiel, papier, leer of plastic om iets in op te bergen of te vervoeren
"in het zakje blazen"
"een plastic/papieren/leren zak"

Hyperoniemen

Hyponiemen

zak (de ~ | meervoud zakken)
Zelfstandig naamwoord
  • opbergruimte in een kledingstuk
"zakken rollen"
"diep in zijn/de zak (moeten) tasten"

Hyperoniemen

Hyponiemen

zak
Zelfstandig naamwoord
  • slappe, vormeloze tas
"Stop die oude rommel maar in een zak."
zak
Zelfstandig naamwoord
  • een plek in kleding waarin kleine spullen kunnen worden meegedragen
"Waarom hou je dat potlood de hele tijd in je hand, waarom stop je hem niet in je 'zak?"
zak (de ~ | meervoud zakken)
Zelfstandig naamwoord
  • scrotum; balzak; huidplooi waarin de teelballen zitten
"het kan hem geen zak schelen"

Synoniemen

Hyperoniemen

zak (de ~ | meervoud zakken)
Zelfstandig naamwoord
  • gat in een biljarttafel
"een bal in de zak stoten"

Synoniemen

Hyperoniemen

zak (de ~ | meervoud zakken)
Zelfstandig naamwoord
  • tasje/zakje voor geld; bewaarplaats voor geld; portemonnee; buidel voor geld
"een (flinke) duit in het zakje doen"
"iets uit eigen zak betalen"

Synoniemen

Hyperoniemen

zak (de ~ | meervoud zakken)
Zelfstandig naamwoord
  • huidplooi; draagzak van buideldieren; buidel van dieren

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Wil je een plastieken zak of een papieren zak?
  2. Ik heb één zak gekocht.
  3. John haalde een sleutel uit zijn zak.
  4. Wat heb je in je zak?
  5. Wat hebt ge nog meer op zak?
  6. Iemand heeft mijn zak weg genomen.
  7. Ik heb gisteren een kat in de zak gekocht.
  8. Dima stak zijn hand in zijn zak en haalde er een gigantische aktetas uit.
  9. "Hoe heeft u een aktetas in uw zak gekregen?!" vroeg de vrouw stomverbaasd.
  10. Zak (sack)
  11. Carter Zak
  12. Zak, buigzaam
  13. ZAK S.A. (Polen),
  14. Zak, buigzaam FX
  15. Zak, van kunststof