Betekenis van:
winnen

winnen
Werkwoord
  • vorderen vergeleken bij iets of iemand
"Als ik de twee kinderen vergelijk dan wint zij van hem in ontwikkeling"

Hyperoniemen

winnen
Werkwoord
  • ergens uithalen
"erts/aardolie winnen"
"zaad winnen uit plantjes"

Synoniemen

Hyperoniemen

winnen
Werkwoord
  • iemand overhalen tot het innemen van een bepaald standpunt
"Ik win hem voor ons standpunt over de doodstraf"

Hyperoniemen

winnen
Werkwoord
  • overwinnaar worden in een spel, wedstrijd e.d.
"een wedstrijd/spel winnen"
"winnen van iets/iemand"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

winnen
Werkwoord
  • als beste partij uit een wedstrijd komen
"Hij won het schoolkampioenschap hardlopen."
winnen
Werkwoord
  • iets verkrijgen voor een goede prestatie bij een wedstrijd
"Hij won de bronzen medaille bij de Olympische Spelen."
winnen
Werkwoord
  • een grondstof uit de natuur halen
"Dat bedrijf gaat proberen goud te winnen in de Andes."

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Welk team zal winnen?
  2. Welk team zal waarschijnlijk winnen?
  3. Welk team zal de wedstrijd winnen?
  4. Niet winnen is belangrijk, maar deelnemen.
  5. Hij voorspelde dat ze zou winnen.
  6. Ik kon de eerste prijs winnen.
  7. Een geschikte man vinden is moeilijker dan de lotto winnen.
  8. Hij sprong niet hoog genoeg om een prijs te winnen.
  9. Heb je gezegd dat ik nooit zou kunnen winnen?
  10. Het lijkt dat hij de eerste prijs zal winnen.
  11. Je hebt weinig te winnen en veel te verliezen.
  12. Ze pochte met het winnen van de eerste prijs.
  13. Er bestaat een goede kans dat hij zal winnen.
  14. Tom maakt een goede kans de verkiezing te winnen.
  15. Om het volk te winnen