Betekenis van:
wet

wet (de ~ | meervoud wetten)
Zelfstandig naamwoord
  • door de hoogste staatsmacht vastgestelde, met gezag gehandhaafde regel voor het maatschappelijk leven
"een wet toepassen"
"een wet aannemen"

Hyperoniemen

Hyponiemen

wet (de ~ | meervoud wetten)
Zelfstandig naamwoord
  • bindende, gezaghebbende regel
"zijn/haar/mijn wil is wet"
"dat is geen wet van Meden en Perzen"

Hyperoniemen

wet
Zelfstandig naamwoord
  • een door de overheid opgestelde regel
"Je wordt gestraft als je de wet overtreedt en gepakt wordt."
wet
Zelfstandig naamwoord
  • et stelsel van rechtsregels waaraan de burger zich dient te houden, die uitgaat van enig bestuur; bestaande wetten

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

wet
Zelfstandig naamwoord
  • overheidsdienst belast met het toezicht op de openbare orde en veiligheid en met het opsporen van wetsovertreders; alle politiediensten samen; politiekorps; overheidsdienst belast met het toezicht op de openbare orde en veiligheid en met het opsporen van wetsovertreders

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Iedereen kent de wet.
  2. Hij overtrad de wet.
  3. Dit is een wet.
  4. Ge moet de wet volgen.
  5. De wet moet verbeterd worden.
  6. We moeten de wet volgen.
  7. We moeten ons aan de wet houden.
  8. Vaderlandsliefde is onze wet
  9. Wat er ook gebeurt, wij moeten gehoorzamen aan de wet.
  10. De politieagent moet zeggen "Zo luidt de wet."
  11. Het is onze plicht om de wet altijd te gehoorzamen.
  12. De wet is hard, maar het is de wet
  13. De wet niet kennen schaadt
  14. De wet niet kennen is geen excuus
  15. Niet kennen van de wet is geen geldig excuus om de wet te overtreden