Betekenis van:
vreemd

vreemd
Bijvoeglijk naamwoord
  • niet bekend
"ergens vreemd zijn"
"dat heeft hij van niemand vreemd"

Synoniemen

vreemd
Bijvoeglijk naamwoord
  • niet bekend
"Het is mij vreemd."
vreemd
Bijvoeglijk naamwoord
  • niet tot de eigen kring behorend
"een vreemde taal"

Synoniemen

vreemd
Bijvoeglijk naamwoord
  • afwijkend van het normale, het verwachte
"een vreemde gewoonte"
"ergens vreemd van opkijken"

Synoniemen

vreemd
Bijvoeglijk naamwoord
  • van buiten, niet van hier
vreemd
Bijvoeglijk naamwoord
  • gek, onwerkelijk; een vreemd gevoel

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Majoeko heeft vreemd gedroomd.
  2. Dat is vreemd.
  3. Het leven is vreemd.
  4. Majoeko heeft vreemd gedroomd.
  5. Majoeko heeft vreemd gedroomd.
  6. Vreemd genoeg faalde hij.
  7. Het ziet er vreemd uit.
  8. Vreemd dat niemand ons kent.
  9. Zijn verhaal is vreemd, maar geloofwaardig.
  10. Er werd onlangs een vreemd zeedier gevonden.
  11. Ik vond het vreemd dat hij niet was komen opdagen.
  12. Vind je het niet vreemd dat hij er niet is?
  13. Het horloge dat je me gaf gedraagt zich vreemd.
  14. Hij hoorde een vreemd geluid, dus hij sprong uit bed.
  15. Niets menselijks is mij vreemd