Betekenis van:
volbloed

volbloed (de ~ | meervoud volbloeden)
Zelfstandig naamwoord
  • paard v.e. zuiver ras; raspaard
"dit paard is een volbloed"

Synoniemen

Hyperoniemen

volbloed
Bijvoeglijk naamwoord
  • op-en-top

Synoniemen

Hyperoniemen

volbloed
Bijvoeglijk naamwoord
  • op-en-top; echt

Synoniemen

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. volbloed
  2. [ ] volbloed
  3. Inzameling van volbloed
  4. 32009 L 0135: Richtlijn 2009/135/EG van de Commissie van 3 november 2009 houdende toestemming voor tijdelijke afwijkingen van bepaalde criteria voor donors van volbloed en bloedbestanddelen, zoals vastgelegd in bijlage III bij Richtlijn 2004/33/EG, in de context van een risico van tekorten als gevolg van de A(H1N1)-grieppandemie (PB L 288 van 4.11.2009, blz. 7).”.
  5. Richtlijn 2009/135/EG van de Commissie van 3 november 2009 houdende toestemming voor tijdelijke afwijkingen van bepaalde criteria voor donors van volbloed en bloedbestanddelen, zoals vastgelegd in bijlage III bij Richtlijn 2004/33/EG, in de context van een risico van tekorten als gevolg van de A(H1N1)-grieppandemie [2], moet in de Overeenkomst worden opgenomen,