Betekenis van:
visite

visite (de ~ | meervoud visites)
Zelfstandig naamwoord
  • bezoek v.e. arts aan een patiënt
"visites lopen/rijden/maken"

Synoniemen

Hyperoniemen

visite (de ~ | meervoud visites)
Zelfstandig naamwoord
  • visite; het langsgaan bij iemand thuis
"op visite gaan/zijn/komen (bij iemand)"
"de visite aan een land/stad"

Synoniemen

Hyperoniemen

visite (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • bezoek; personen op bezoek; mensen die bij iemand langsgaan
"onder de visite bevonden zich enkele bekende politici"
"visite hebben/krijgen"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen


Voorbeeldzinnen

  1. Visite brengt steeds vreugde aan; is 't niet bij het komen, dan bij het gaan.