Betekenis van:
vagina

vagina
Zelfstandig naamwoord
  • het vrouwelijke geslachtsorgaan
"Indien u last krijgt van de vagina dient u bij een dokter langs te gaan."
vagina (de ~ | meervoud vagina's)
Zelfstandig naamwoord
  • vrouwelijk geslachtsdeel; (vulgair) vagina; vagina; (vulgair) vagina; schaamspleet; vagina; buisvormig deel van de vrouwelijke geslachtsorganen bij mensen en hogere dieren, dat toegang verleent tot de baarmoeder; zwak iemand; vagina

Synoniemen

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. De penis ging in de vagina.