Betekenis van:
stevig

stevig
Bijvoeglijk naamwoord
  • van aanzienlijk sterkte
"De bokser deelde in die ronde een paar stevige klappen uit."
stevig
Bijvoeglijk naamwoord
  • (van spijzen) zwaar op de maag liggend
"stevige kost"
"een stevige (erwten)soep/maal"

Synoniemen

stevig
Bijvoeglijk naamwoord
  • erg, geweldig
"een stevige wind/bries/storm"
"een stevige hand(druk)/zoen"

Synoniemen

stevig
Bijvoeglijk naamwoord
  • krachtig, stevig
"een stevige knul/bonk/meid/tante"
"stevige kuiten"

Synoniemen

stevig
Bijvoeglijk naamwoord
  • degelijk; kan tegen een stootje; solide
"een stevig(e) touw/kabel/constructie/kooi/tafel"
"stevige schoenen/borsten"

Synoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. Deze brug lijkt stevig.
  2. Ze hield mijn hand stevig vast.
  3. Ze hield mijn arm stevig vast.
  4. stevig,
  5. moeten stevig zijn uitgevoerd,
  6. stevig tot hard, snijdbaar
  7. moeten stevig en duurzaam zijn;
  8. stevig vastgemaakt aan het vistuig;
  9. stevig tot soepel en smedig
  10. Leuningen en handgrepen moeten voldoende stevig zijn.
  11. soepel tot stevig of hard, snijdbaar
  12. wit, stevig en zeer geurig vruchtvlees hebben.
  13. moeten stevig op hun plaats worden gehouden,
  14. „Avocado’s moeten stevig zijn en zorgvuldig worden geplukt.”;
  15. Zij mogen minder stevig zijn, maar niet verwelkt.