Betekenis van:
stel

stel (het ~ | meervoud stellen)
Zelfstandig naamwoord
  • geheel van bij elkaar behorende zaken
"een stel [boeken/kinderen/auto's]"
"het hele stel gaat vanavond naar de bioscoop"

Synoniemen

Hyperoniemen

stel
Zelfstandig naamwoord
  • een tweetal of een klein aantal bij elkaar behorende onderdelen of mensen
"Wat een knap stel, die twee!"
stel (het ~ | meervoud stellen)
Zelfstandig naamwoord
  • hoeveelheid die uit afzonderlijke, telbare eenheden bestaat
"een stel [ondergoed]"
"een stel vormen"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

stel
Zelfstandig naamwoord
  • twee mensen die bij elkaar horen; twee mensen of dingen samen

Synoniemen

Hyperoniemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Hij heeft een stel spannende detectives geschreven.
  2. Ik stel voor dat je haar een bedankbrief schrijft.
  3. Stel nooit uit tot morgen wat je overmorgen kunt doen.
  4. Ik stel mijn reis naar Schotland uit tot het warmer is.
  5. Stel u voor dat ge begint te hikken en niet meer kunt ophouden.
  6. Stel dat je een miljoen yen hebt, wat zou je daarmee gaan doen?
  7. Stel:
  8. Stel:
  9. Stel in op 13°
  10. 1 stel reserveonderdelen.
  11. Stel: X > 6,18 %
  12. Stel een ijkgrafiek op.
  13. Stel de juiste weergavemodus in.
  14. Stel het traagheidsequivalent van de rollenbank in.
  15. Stel de koelthermostaat in op 12 °C.