Betekenis van:
sprakeloos

sprakeloos
Bijvoeglijk naamwoord
  • stomverwonderd; verbijsterd; met stomheid geslagen; perplex; erg verbaasd
"sprakeloos van verbazing"
"sprakeloos staan"

Synoniemen

Hyperoniemen

sprakeloos
Bijvoeglijk naamwoord
  • niet kunnende spreken

Voorbeeldzinnen

  1. Tom was sprakeloos.