Betekenis van:
smeren

smeren
Werkwoord
  • met vet of olie bewerken; soepeltjes
"een fietsketting/scharnier smeren"
"de motor/deur smeren"

Synoniemen

Hyperoniemen

smeren
Werkwoord
  • van vettigheid voorzien
"brood/boterhammen smeren"

Hyperoniemen

smeren
Werkwoord
  • met een zachte massa bestrijken
"De boterhammen moeten nog gesmeerd worden."
smeren
Werkwoord
  • de wrijving tussen bewegende delen verminderen met een olie of vet
"Ik moet dat scharnier eens smeren, want het piept."
smeren
Werkwoord
  • proberen om te kopen
"Dat geld was bedoeld voor het smeren van de onderhandelaars."
smeren
Werkwoord
  • '''m ~'' snel weggaan, wegvluchten
"De dief was 'm gesmeerd."
smeren
Werkwoord
  • smerend uitspreiden
"boter/jam/pindakaas op brood smeren"
"boter aan de galg smeren"

Synoniemen

Hyperoniemen

smeren
Werkwoord
  • zich laten uitsmeren

Hyperoniemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Na het smeren van de flenzen mag het contactvlak loopcirkel/spoorstaaf niet vet zijn.
  2. Om spoorstaven en wielen vooral in bochten te beschermen tegen overmatige slijtage, moeten de treinen uitgerust zijn met voorzieningen voor het smeren van de wielflenzen.
  3. De Autoriteit merkt eveneens op dat een afbouw van de gedifferentieerde tarieven binnen een periode van drie jaar bedrijven de mogelijkheid geeft de jaarlijkse kostenstijgingen over deze periode uit te smeren.
  4. Werken met grafiet; het smeren en vervangen van de olie in pompen en motoren zoals vacuümpompen, circulatiepompen voor fluïda, pompen voor onderdrukkringlopen, persluchtpompen; polijsten met behulp van bijzondere stoffen; werken met metaalslakken.