Betekenis van:
ruig

ruig
Bijvoeglijk naamwoord
  • onherbergzaam; ruig; wild; onbeheerst
"(een) ruig(e) landschap/gebied/terrein"

Synoniemen

ruig
Bijvoeglijk naamwoord
  • borstelig
"een ruige mat/baard"

Hyperoniemen

ruig
Bijvoeglijk naamwoord
  • bestaande uit onregelmatige, stijve en dichte beharing
"Hij liet zijn handen glijden door de ruige vacht van zijn geliefde hond."
ruig
Bijvoeglijk naamwoord
  • geneigd tot onbesuisd en grof gedrag
"De waard zette die dronken ruige klanten zonder pardon buiten de kroeg."
ruig
Bijvoeglijk naamwoord
  • onbeschaafd; niet beschaafd; van karakter; onbehouwen
"een ruig feest"
"een ruig type"

Synoniemen

Hyperoniemen

ruig
Bijvoeglijk naamwoord
  • met bijzondere kwaliteiten, bijzonder goed
"Wat een wereldplaat, met strak spel, scherpe liedjes en hele ruige klanken."

Synoniemen

Hyperoniemen