Betekenis van:
ritssluiting

ritssluiting (de ~ | meervoud ritssluitingen)
Zelfstandig naamwoord
  • bepaald sluitmiddel; sluiting die open of dicht geritst kan worden
"een broek/jurk met een ritssluiting"

Synoniemen

Hyperoniemen

ritssluiting
Zelfstandig naamwoord
  • een sluiting bestaande uit twee rijen in elkaar grijpende metalen of kunststof haakjes
"De ritssluiting heeft de knoop als sluiting verdrongen."

Voorbeeldzinnen

  1. De transversale ritssluiting wordt op niet meer dan 1 meter van de achterste mazen van de kuil bevestigd.
  2. Aan beide zijden van het kledingstuk bevinden zich opgenaaide zakken, voorzien van een ritssluiting. In iedere zak bevindt zich een in serie geproduceerd uitneembaar ovalen inzetstuk.
  3. Niettegenstaande artikel 8 van Verordening (EEG) nr. 3440/84, mag een dwars op de lengteas of in de lengterichting van het net aangebrachte mechanische ritssluiting worden gebruikt om de opening voor het legen van de zakvormige kuil af te sluiten.
  4. De tas is aan beide kanten zichtbaar bekleed met een vel kunststof, binnenin zijn er geen vakken, en de tas kan aan de bovenkant met een ritssluiting worden gesloten.
  5. Wegens zijn balkvorm, typisch voor boodschappentassen, en de versterkte handvatten die zo zijn aangebracht dat de tas door de klant met de handen kan worden gedragen, en wegens het feit dat de kunststof bekleding, de ritssluiting, de versterkte randen en de sterke handvatten (die ter versterking langs de kanten van de zak doorlopen) langdurig gebruik mogelijk maken, heeft de tas de objectieve kenmerken van een „bergingsmiddel dat gelijkenis vertoont met een boodschappentas”.