Betekenis van:
precies

precies
Bijvoeglijk naamwoord
  • zorgvuldig; nauwkeurig; stipt, nauwgezet; nauwkeurig; nauwgezet; punctueel; nauwgezet; nauwgezet; stipt; zorgvuldig
"een Pietje precies"

Synoniemen

Hyperoniemen

precies
Bijvoeglijk naamwoord
  • nauwkeurig; juist
"precies op tijd"

Synoniemen

precies
Bijvoeglijk naamwoord
  • heel nauwkeurig, heel juist
precies
Bijvoeglijk naamwoord
  • feitelijk

Voorbeeldzinnen

  1. Mijn horloge is heel precies.
  2. Geef me een precies antwoord.
  3. Mijn horloge is heel precies.
  4. Wat is daar precies gebeurd?
  5. Je komt precies op tijd.
  6. precies hetzelfde
  7. De tweeling ziet er precies hetzelfde uit.
  8. De tweelingbroers zien er precies hetzelfde uit.
  9. Dit is precies wat ik wou.
  10. Hij is precies degene die je zoekt.
  11. Dat is precies wat ik dacht.
  12. Wees precies om elf uur bij het treinstation.
  13. De baby zag er precies zo uit als haar moeder.
  14. Dat is niet precies wat ik in gedachten had.
  15. Misschien is het voor hem wel precies zo.