Betekenis van:
ontbijt

ontbijt (het ~ | meervoud ontbijten)
Zelfstandig naamwoord
  • eerste maaltijd v.d. dag
"ontbijt op bed"
"kamer met ontbijt"

Hyperoniemen

ontbijt
Zelfstandig naamwoord
  • eerste maaltijd van de dag
"Het is een slechte gewoonte om 's ochtends geen ontbijt te nuttigen."

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Het ontbijt is klaar.
  2. Ik wil mijn ontbijt.
  3. Is het ontbijt klaar?
  4. Ik eet elke ochtend ontbijt.
  5. Ik eet elke ochtend ontbijt.
  6. Hoe laat ontbijt je gewoonlijk?
  7. Ik ontbijt om zeven uur.
  8. We aten sandwichen als ontbijt.
  9. Mayuko eet brood voor het ontbijt.
  10. Ik heb me voor het ontbijt gedoucht.
  11. Wij maakten pannenkoeken voor het ontbijt.
  12. Heb je gewoonlijk thee voor het ontbijt?
  13. Ik poets mijn tanden na het ontbijt.
  14. Wat wilt u voor het ontbijt?
  15. Brood en boter is mijn gewoon ontbijt.