Betekenis van:
onschuldig

onschuldig
Bijvoeglijk naamwoord
  • niet schuldig
"honderden onschuldige mensen kwamen bij het bombardement om het leven"
"onschuldige slachtoffers"

Synoniemen

onschuldig
Bijvoeglijk naamwoord
  • niet schuldig
"Zelfs onschuldige kinderen worden in die oorlog niet ontzien."
onschuldig
Bijvoeglijk naamwoord
  • vol deugd, braaf
"een onschuldig kind"
"zo onschuldig zijn als een pasgeboren kind"

Synoniemen

onschuldig
Bijvoeglijk naamwoord
  • geen schade kunnende veroorzaken
"een onschuldig aspirientje"
"een onschuldig tijdverdrijf"

Synoniemen

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. Ik denk dat hij onschuldig is.
  2. Ik denk dat hij onschuldig is.
  3. Ik dacht dat hij onschuldig was.
  4. Als hij onschuldig is, dan is zijn vrouw schuldig.
  5. Ik ben ervan overtuigd dat hij onschuldig is.
  6. Het wordt algemeen aangenomen dat hij onschuldig was.
  7. Uit DNA-tests bleek dat hij onschuldig was.
  8. Het nieuwsbericht beeldde de verdachtte als schuldig af, hoewel hij onschuldig bevonden was.
  9. Het is onnodig reglementering op te leggen in deze richtlijn voor uitrusting die inherent onschuldig is in termen van elektromagnetische compatibiliteit.
  10. Ieder ongeval waarvan een functionaris hetzij op zijn werk, hetzij daarbuiten het slachtoffer zou kunnen zijn, dient door de betrokkene, hoe onschuldig het ongeval op het moment zelf ook kan lijken, zo snel mogelijk, met de naam en het adres van eventuele getuigen, aan het hoofd administratie en personeel te worden gemeld.
  11. Ieder ongeval waarvan een functionaris hetzij op zijn werk, hetzij daarbuiten het slachtoffer zou kunnen zijn, dient door de betrokkene, hoe onschuldig het ongeval op het moment zelf ook kan lijken, zo snel mogelijk, met de naam en het adres van eventuele getuigen, aan het hoofd Administratie en personeel te worden gemeld.