Betekenis van:
kosteloos

kosteloos
Bijvoeglijk naamwoord
  • voor niets; gratis; gratis
"kosteloze behandeling/inzage"
"kosteloze verstrekking/vaccinatie"

Synoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. Deze raadpleging is kosteloos.
  2. Deze raadpleging is kosteloos.
  3. De procedure is kosteloos.
  4. Beleggers kunnen kosteloos klachten indienen.
  5. Door het Comité pediatrie worden kosteloos beoordeeld:
  6. De betrokkenen oefenen hun rechten kosteloos uit.
  7. Deze personen mogen deze rechten kosteloos uitoefenen.
  8. Het klanten- en opdrachtenbestand werden kosteloos overgedragen.
  9. KOSTELOOS EN KORTSTONDIG GEDETACHEERDE NATIONALE DESKUNDIGEN
  10. De vergunning voor klein grensverkeer kan kosteloos worden afgegeven.
  11. Advies krachtens dit artikel wordt kosteloos door het bureau gegeven.
  12. Garanties voor leningen, recht op kosteloos gebruik van vismijn
  13. Het Bureau stelt kosteloos de volgende formulieren ter beschikking:
  14. De „algemene maatregelen” zijn kosteloos voor de landbouwers.
  15. De terugbetaling dient normaal gesproken kosteloos te zijn.