Betekenis van:
kopstuk

kopstuk (het ~ | meervoud kopstukken)
Zelfstandig naamwoord
  • op de voorgrond tredende figuur
"politieke kopstukken"
"de kopstukken uit de wereld van de wetenschap"

Synoniemen

Hyperoniemen

kopstuk (het ~ | meervoud kopstukken)
Zelfstandig naamwoord
  • koppig iemand; stijfkop; dom of koppig iemand; koppig persoon

Synoniemen

Hyperoniemen

kopstuk (het ~ | meervoud kopstukken)
Zelfstandig naamwoord
  • bovenste stuk van een samengesteld voorwerp

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen


Voorbeeldzinnen

  1. Shell, binnen de groep van bitumenleveranciers, en KWS, binnen de groep van bitumenafnemers, dragen een bijzondere verantwoordelijkheid voor hun rol als aanstichter en kopstuk van het kartel.
  2. Voorts is de Commissie van oordeel dat er geen duidelijk kopstuk kan worden geïdentificeerd voor de inbreuk die de markt voor geëxtrudeerd speciaal grafiet trof.