Betekenis van:
knuppel

knuppel
Zelfstandig naamwoord
  • korte dikke stok, bedoeld om lijfstraf mee uit te delen
"De bende kwam de straat in met knuppels en kettingen."
knuppel (de ~ | meervoud knuppels)
Zelfstandig naamwoord
  • dikke ronde stok
"de knuppel in het hoenderhok gooien"
"met zwepen, knuppels en grommende honden wachtte de politie hen op"

Hyperoniemen

knuppel (de ~ | meervoud knuppels)
Zelfstandig naamwoord
  • knoeier
"dat moet je ook niet door die knuppel laten doen"

Synoniemen

Hyperoniemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Die knuppel is veel te groot.
  2. Argument met de knuppel, beroep op de stok