Betekenis van:
knal

knal (de ~ | meervoud knallen)
Zelfstandig naamwoord
  • plotseling, kort en hard geluid
"met een knal"
"een harde/luide knal"

Hyperoniemen

knal
Zelfstandig naamwoord
  • een kort, hard en luid geluid als van een ontploffing
"We hoorden een knal en zagen een rookpluim."

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Het ontplofte met een luide knal.