Betekenis van:
helemaal

helemaal
Bijwoord
  • in z'n geheel
"Hij was helemaal nat geworden."

Voorbeeldzinnen

  1. Je hebt helemaal gelijk.
  2. Hij heeft helemaal gelijk.
  3. Hij was helemaal bezweet.
  4. Ik ken haar helemaal niet.
  5. Ik ben helemaal niet bang.
  6. Zij is helemaal niet eerlijk.
  7. Ik ben helemaal niet overtuigd.
  8. Het is niet helemaal zeker.
  9. Hij gelooft mij helemaal niet.
  10. Ik begreep het bijna helemaal!
  11. Ik spreek helemaal geen Frans.
  12. Ik wil helemaal geen melk.
  13. Hij kan helemaal geen Frans.
  14. Ik ben helemaal niet moe.
  15. Ik ben helemaal niet moe.