Betekenis van:
heerser

heerser (de ~ | meervoud heersers)
Zelfstandig naamwoord
  • iem. die ergens regeert
"de VN heeft sancties opgelegd om de militaire heersers te dwingen hun macht op te geven"
"heerser over [een gebied]"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

heerser
Zelfstandig naamwoord
  • iemand die de macht uitoefent
"Karel de Grote was de machtigste heerser die Europa in eeuwen gezien had."

Voorbeeldzinnen

  1. Jullie weten niet op welk uur de heerser zal komen