Betekenis van:
hals

hals (de ~ | meervoud halzen)
Zelfstandig naamwoord
  • smalle bovenste gedeelte
"de hals van een viool/gitaar"
"de hals van een fles"

Hyperoniemen

hals (de ~ | meervoud halzen)
Zelfstandig naamwoord
  • opening voor de nek in kledingstukken
"een laag uitgesneden hals"
"een wijde hals"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

hals
Zelfstandig naamwoord
  • nauw gedeelte van het lichaam dat het hoofd met de romp verbindt
hals
Zelfstandig naamwoord
  • gedeelte van een kledingstuk waar men de hals door steekt
hals
Zelfstandig naamwoord
  • goedaardig, onnozel mens
hals
Zelfstandig naamwoord
  • op een hals lijkend deel van een voorwerp

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Hals 2
  2. Hals en nek (uitwendig): …
  3. de diameter van de SSV-hals (m);
  4. diameter van de SSV-hals, m
  5. d diameter van de SSV-hals (m);
  6. d diameter van de hals van de SSV (m);
  7. Polypropyleenkolf, inhoud 125 ml, met brede hals en schroefdop.
  8. De overgangsafronding tussen de kogel en de hals moet zowel aan de hals als aan het onderste horizontale oppervlak van de koppelkogel raken.
  9. verhouding van de SSV-hals tot de absolute statische druk aan de inlaat = 1 - ΔP PA
  10. Maatkolven met geslepen stop en een smalle hals, 10, 25, 100 en 500 ml.
  11. Het getal van Reynolds aan de SSV-hals wordt berekend met de volgende formule:
  12. Maatkolven met geslepen stop en een smalle hals, 10, 25, 100 en 500 ml.
  13. Limfjorden, van Thyborøn in het westen tot Hals in het oosten.”
  14. Verhouding van de ssv-hals tot de absolute statische druk van de inlaat
  15. Re aan de SSV-hals wordt berekend met de volgende vergelijking: