Betekenis van:
goedendag

goedendag
Tussenwerpsel
  • een groet waarbij men iemand toewenst dat de dag goed zal wezen
""Goedendag" zei hij wat stijfjes en nam plaats in de treincoupé."
goedendag (de ~ | meervoud goedendags)
Zelfstandig naamwoord
  • middeleeuws slagwapen

Synoniemen

Hyperoniemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Goedendag, waarmee kan ik u van dienst zijn?
  2. Waarom zegt men "Goedendag" wanneer de dag niet goed is?