Betekenis van:
geweest

geweest
  • Voltooid deelwoord van zijn.

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Dat is altijd zo geweest.
  2. Ik ben net overvallen geweest.
  3. Hij is in Frankrijk geweest.
  4. Waar ben je gisteren geweest?
  5. Ik ben in Londen geweest.
  6. Dat is altijd zo geweest.
  7. Waar ben je gisteren geweest?
  8. Ach, je bent naar de kapper geweest.
  9. Ben je al eens in Parijs geweest?
  10. Ben je ooit in het buitenland geweest?
  11. Ik ben twee keer in Kioto geweest.
  12. Ik ben een keer in Kioto geweest.
  13. Het is allemaal voor niets geweest.
  14. Ik ben naar de kapper geweest.
  15. Ik ben tweemaal in Londen geweest.