Betekenis van:
getal

getal (het ~ | meervoud getallen)
Zelfstandig naamwoord
  • voorstelling v.e. hoeveelheid
"een rond getal"
"een getal van vier cijfers"

Hyperoniemen

Hyponiemen

getal (het ~ | meervoud getallen)
Zelfstandig naamwoord
  • enkelvoudige/meervoudige vorm
"het getal van "getal" is enkelvoud"

Hyperoniemen

Hyponiemen

getal (het ~ | meervoud getallen)
Zelfstandig naamwoord
  • teken dat dient om in een bepaald stelsel een bepaald aantal voor te stellen
"een imaginair getal"
"even/oneven getal"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

getal
Zelfstandig naamwoord
  • abstracte weergave van een hoeveelheid
"Tien is een even getal en elf een oneven."
getal (het ~ | meervoud getallen)
Zelfstandig naamwoord
  • hoeveelheid die uit afzonderlijke, telbare eenheden bestaat
"zij waren 5/... in getal"
"in groten getale"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen


Voorbeeldzinnen

  1. Zeven is een gelukbrengend getal.
  2. "Maar dat is belachelijk!" protesteerde Dima. "Kopeken worden al tijden niet meer gebruikt! En 0,99 is niet eens een natuurlijk getal!"
  3. Geheel getal
  4. Totaal kiem-getal (TVC)
  5. Getal zonder decimalen.
  6. het getal 1.
  7. het getal 1.
  8. Getal van Reynolds
  9. Indien de uitkomst een gebroken getal is, moet dit getal op het eerstvolgende hogere gehele getal worden afgerond.
  10. waarbij i een natuurlijk getal is en
  11. Aan het project toegekend uniek getal
  12. het „ply-rating”-getal van diagonaalbanden;
  13. Als een meetlint word gebruikt, volstaat één enkel getal.
  14. het conventionele getal als bedoeld in punt 2.21.3, in millimeter,
  15. waarbij k een geheel getal of nul is.