Betekenis van:
engel

engel (de ~ | meervoud engelen)
Zelfstandig naamwoord
  • overledene in de hemel
"je zus is nu een engeltje"

Hyperoniemen

Hyponiemen

engel
Zelfstandig naamwoord
  • een hemels wezen
"Dat is vast voorkomen door een engel."
engel
Zelfstandig naamwoord
  • iemand die iets aardigs doet
"Je bent een engel als je het afval aan de straat zet."
engel
Zelfstandig naamwoord
  • een hemels wezen
"Dat is vast voorkomen door een engel."
engel
Zelfstandig naamwoord
  • iemand die iets aardigs doet
"Je bent een engel als je het afval aan de straat zet."
engel (de ~ | meervoud engelen)
Zelfstandig naamwoord
  • lief kind of lieve vrouw
"een engel met een b ervoor"
"dan ben je een engel"

Synoniemen

Hyperoniemen

engel (de ~ | meervoud engelen)
Zelfstandig naamwoord
  • onstoffelijke hemelgeest, voorgesteld als menselijke figuur met vleugels
"van een engel een duivel maken"
"een engel der wrake"

Synoniemen

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. Je bent een engel!
  2. Ze zingt als een engel.
  3. Een slapend kind lijkt op een engel.
  4. Zee-engel AGN
  5. Voorwaarden inzake het terugzetten van vleet, golfrog, witte rog en zee-engel
  6. De negatieve outlook versterkt de mogelijkheid dat de onderneming een ’gevallen engel’ wordt wanneer zij er niet in slaagt haar schuldprobleem op te lossen.”)
  7. Het aan boord houden van vleet in EG-wateren van IIa, III, IV, VI, VII, VIII, IX en X, golfrog en witte rog in EG-wateren van VI, VII, VIII, IX en X, en zee-engel in alle EG-wateren is verboden.