Betekenis van:
duister

duister
Bijvoeglijk naamwoord
  • niet of weinig verlicht
"een duistere gevangenis"

Synoniemen

duister
Bijvoeglijk naamwoord
  • in weinig of geen licht badend
"Hij viel over een krukje in die duistere gang."
duister
Bijvoeglijk naamwoord
  • ''overdrachtelijk'': onduidelijk, moeilijk te doorgronden
"Die publicatie maakt daar alleen maar een duistere opmerking over."
duister
Bijvoeglijk naamwoord
  • ondoorgrondelijk, geheimzinnig
"een duister(e) afkomst/verleden/zaak"
"duistere machten"

Synoniemen

Hyperoniemen

duister
Bijvoeglijk naamwoord
  • tot verdenking aanleiding gevend
"een duister(e) afkomst/verleden/zaak"
"duistere praktijken/redenen"

Synoniemen

duister
Zelfstandig naamwoord
  • een donkere of schemerachtige toestand
"Zit je hier nu in het duister? Doe het licht toch aan!"

Voorbeeldzinnen

  1. Een rood licht scheen in het duister.
  2. Gewoonlijk vliegen vleermuizen in het duister.
  3. Iemand riep mijn naam in het duister.
  4. De kalveren mogen niet permanent in het duister worden gehouden.
  5. Bij bestudering van de feiten is gebleken dat er bij de verantwoordelijken, die in het duister tastten over hoe de problemen op te lossen, geen enkel voornemen in die zin bestond en dat betrokken ondernemingen nooit hebben aangegeven dat zij geloofden dat de Staat zich ertoe had verbonden deze of gene oplossing te kiezen.