Betekenis van:
druk

druk (de ~ | meervoud drukken)
Zelfstandig naamwoord
  • uitgave v.e. boek; oplage; uitgave
"de [eerste/tweede] druk"
"een (geheel) herziene druk"

Synoniemen

Hyperoniemen

druk (de ~ | meervoud drukken)
Zelfstandig naamwoord
  • druk door last; duwende kracht
"druk tegen [de wand]"
"de druk is van de ketel"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

druk
Zelfstandig naamwoord
  • (van zedelijke en maatschappelijke krachten) de aanwezigheid van een belemmerend of sturend werkende kracht
"onder druk leven"

Synoniemen

Hyperoniemen

druk
Zelfstandig naamwoord
  • pressie, kracht die over een oppervlakte uitgeoefend wordt
druk
Zelfstandig naamwoord
  • situatie dat iets of iemand je tot iets dwingt
druk
Zelfstandig naamwoord
  • keer dat iets gedrukt is
druk
Zelfstandig naamwoord
  • drol; broodje; drol; drol; vaste ontlasting; hoeveelheid menselijke of dierlijke uitwerpselen

Synoniemen

Hyperoniemen

druk
Bijvoeglijk naamwoord
  • turbulent; rumoerig; woelig; onrustig
"een drukke straat/weg/stad"
"het drukke verkeer"

Synoniemen

druk
Bijvoeglijk naamwoord
  • bedrijvig; druk
"drukke bezigheden/werkzaamheden"
"druk 'in de weer'/'aan het werk' zijn"

Synoniemen

Hyperoniemen

druk
Bijvoeglijk naamwoord
  • ongedurig; druk; van karakter
"een druk kind"
"een druk patroon"

Synoniemen

druk
Werkwoord
  • elk van de technieken van het boek- en plaatdrukken

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Ze waren druk.
  2. Ik sta altijd onder druk.
  3. Ze is zeker druk bezig.
  4. Heb je het altijd druk?
  5. De stad was erg druk.
  6. Hij zette me onder druk.
  7. Ze was druk bezig met haar huiswerk.
  8. Druk jezelf zo duidelijk mogelijk uit.
  9. Help hem als hij het druk heeft.
  10. Heb je het druk op het moment?
  11. Ga weg. Ik heb het druk.
  12. Welke is completer, de eerste druk of de tweede?
  13. Ik heb het te druk om haar te helpen.
  14. We hebben het op het moment erg druk.
  15. Ik maak me niet al te druk over mijn cv.