Betekenis van:
boerenlul

boerenlul (de ~ | meervoud boerenlullen)
Zelfstandig naamwoord
  • zeer onbeleefd iemand; pummel; stommeling; lomperd; lomperik; pummel; onbeschoft persoon; botterik; onbeschoft iemand; onbeschaafd iemand; onbeschaafd iemand; iemand zonder manieren; lomperik; onbeschoft iemand; onhandig iemand
"wat ben jij toch een boerenlul!"

Synoniemen

Hyperoniemen