Betekenis van:
argument

argument (het ~ | meervoud argumenten)
Zelfstandig naamwoord
  • hetgeen men stelt om op grond daarvan een conclusie te trekken, iets te betogen of te bewijzen
"een argument naar voren brengen"
"een argument voor/tegen [iets]"

Synoniemen

Hyperoniemen

argument
Zelfstandig naamwoord
  • een aangevoerd feit in een discussie om een zienswijze te ondersteunen
"Dat bleek een belangrijk argument in de discussie."
argument
Zelfstandig naamwoord
  • een reden om iets te doen
"Dat was een belangrijk argument voor de benoeming tot nationaal park."
argument
Zelfstandig naamwoord
  • een variabele waar een functie van afhangt
"De functie f(x,y) heeft twee argumenten, namelijk x en y."

Voorbeeldzinnen

  1. Zijn argument is radikaler dan het uwe.
  2. Zijn argument was verre van rationeel.
  3. Ik ga akkoord met het argument.
  4. Argument uit eerbied, beroep op autoriteit
  5. Tijdens de vergadering sprak hij veel, maar zijn argument hield geen water.
  6. Argument met de knuppel, beroep op de stok
  7. Dit argument wordt afgewezen.
  8. Dit argument werd verworpen.
  9. Dit argument werd derhalve afgewezen.
  10. Dit argument wordt derhalve afgewezen.
  11. Dit argument werd derhalve afgewezen.
  12. Het argument wordt derhalve afgewezen.
  13. Dit argument moet worden afgewezen.
  14. Dit argument wordt derhalve afgewezen.
  15. De Commissie verwerpt dit argument.