Betekenis van:
apart

apart
Bijvoeglijk naamwoord
  • los van de rest, op zichzelf staand
"in aparte hoofdstukken"
"aparte ontwikkelingen"

Synoniemen

apart
Bijvoeglijk naamwoord
  • afwijkend van het normale, het verwachte
"een geval/verhaal apart"
"aparte kleren"

Synoniemen

apart
Bijvoeglijk naamwoord
  • op zichzelf, afzonderlijk van het andere
"Er is een apart woordenboek voor vele talen, maar zij zijn alle aan elkaar verbonden door interwikilinks."
apart
Bijvoeglijk naamwoord
  • bijzonder, opmerkelijk
"Wat een apart jasje heb je aan!"
apart
Bijvoeglijk naamwoord
  • niet bekend

Synoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. Hou een stukje gebak voor me apart, ik moet weg.
  2. voetgangers worden apart gecontroleerd;
  3. AC Treuhand wordt apart beoordeeld.
  4. Deze steunmaatregelen moeten apart worden aangemeld.
  5. Met uitzondering van varkenshaasjes, apart aangeboden.
  6. Elke eigenschap moet apart sensorisch worden geëvalueerd.
  7. Voor- en achtervoeten worden apart uitgebeend.
  8. Deze kwesties zullen apart worden behandeld.
  9. Estrada Nacional No 1 — Malaposta — Apart.
  10. Deze verschillende soorten grond worden apart geanalyseerd.
  11. Zij kunnen apart of in groepen worden gebruikt.
  12. Gelieve de bedragen voor iedere schuldvordering apart op te geven.
  13. Per overladend vaartuig dient een apart formulier te worden ingevuld;
  14. Bij opslag moet het afval apart worden bewaard.
  15. Daarin worden de gegevens voor stookinstallaties in raffinaderijen apart aangegeven.