Betekenis van:
actief

actief
Bijvoeglijk naamwoord
  • bedrijvend
"een actieve zin"

Synoniemen

actief
Bijvoeglijk naamwoord
  • met iets bezig zijnde
"Hoe vaak bent u actief op het woordenboek?"
actief
Bijvoeglijk naamwoord
  • werkzaam, niet stilzittend, handelend
"een actieve zeilvakantie"
"uit de enquête blijkt dat de Fransen het seksueel actiefste volk zijn"

Synoniemen

actief
Bijvoeglijk naamwoord
  • dienst hebbend; dienstdoende
"actieve dienst"

Synoniemen

Hyperoniemen

actief
Bijvoeglijk naamwoord
  • arbeidend

Synoniemen

actief
Bijvoeglijk naamwoord
  • veel bewegend

Synoniemen

Hyperoniemen

actief
Bijvoeglijk naamwoord
  • rusteloos; ongedurig; veel bewegend; druk

Synoniemen

Hyperoniemen

actief
Bijvoeglijk naamwoord
  • met toewijding werkzaam

Synoniemen

Hyperoniemen

actief
Bijvoeglijk naamwoord
  • turbulent; rumoerig; woelig; onrustig

Synoniemen

actief
Bijvoeglijk naamwoord
  • metterdaad

Synoniemen

Hyperoniemen

actief
Bijwoord
  • op actieve wijze
"Tevens beschrijft het artikel op welke onderwerpen bewust en actief gestuurd moet worden om structurele verbeteringen door te kunnen voeren."

Voorbeeldzinnen

  1. De aandelenmarkt is erg actief.
  2. Ze is zo actief als ze eruit ziet.
  3. Actief
  4. Actief hoogveen
  5. (Niet actief)
  6. Actief vistuig
  7. Actief vermogensbeheer
  8. Immaterieel actief
  9. financieel actief
  10. Oorspronkelijk actief
  11. Financieel actief
  12. Een financieel actief is een actief dat:
  13. Anderszins niet-actief
  14. Polyvalent actief vistuig
  15. Aan-stand/actief vermogen