Betekenis van:
porselein

porselein (het ~)
Zelfstandig naamwoord
  • fijn geglazuurd aardewerk
"niet van porselein zijn"
"zo teer als porselein"

Hyperoniemen

porselein
Zelfstandig naamwoord
  • fijn, geglazuurd aardewerk
"Die beeldjes van porselein zijn zeer waardevol."
porselein
Zelfstandig naamwoord
  • voorwerpen van fijn, geglazuurd aardewerk
"Het porselein van de overleden grootouders zal bij verkoop veel opbrengen."

Voorbeeldzinnen

  1. Hij heeft een boek geschreven over porselein.
  2. Porselein
  3. van porselein
  4. Keuken- en tafelgerei van porselein
  5. Groothandel in porselein, glaswerk en reinigingsmiddelen
  6. Huishoudelijke en toiletartikelen, n.e.g., van porselein
  7. Artikelen van keramische stoffen, n.e.g., van porselein
  8. Artikelen van keramische stoffen, n.e.g., van porselein
  9. Verassingschalen van kwarts, porselein of platina.
  10. Groothandel in porselein, glaswerk en reinigingsmiddelen
  11. Beeldjes en andere versieringsvoorwerpen, van porselein
  12. Apparaten en artikelen voor chemisch of ander technisch gebruik, porselein
  13. Vaatwerk, andere huishoudelijke artikelen en toiletartikelen, van porselein
  14. CPA 23.41.11: Vaatwerk, andere huishoudelijke artikelen en toiletartikelen, van porselein
  15. Gootstenen, ... en andere artikelen voor sanitair gebruik, van porselein